Voor een klare kijk op de financiën in je VME
Werkkapitaal versus reservekapitaal: ken je het onderscheid wel écht?
Eén van de cruciale aspecten van het financieel beheer van een Vereniging van Mede-Eigenaars (VME) is het onderscheid tussen werk- en reservekapitaal. Hoewel deze termen misschien technisch klinken, hebben ze een directe impact op hoe een gebouw beheerd en onderhouden wordt. Het is dus belangrijk dat je als mede-eigenaar het verschil kent tussen beiden. Die kennis zal je trouwens een heel helder beeld bieden op de financiën binnen jouw VME.
Werkkapitaal en reservekapitaal: je hoort de termen te pas en te onpas vallen tijdens de Algemene Vergaderingen van jouw gebouw. Maar ken je het onderscheid wel echt? En hoe zit het met de regelgeving rond beide kapitalen? We doen het graag uit de doeken.
Werkkapitaal: dit is het bedrag dat mede-eigenaars bijdragen om de dagelijkse kosten van het gebouw te dekken. Denk hierbij aan uitgaven voor verwarming, verlichting van gemeenschappelijke ruimten, beheerskosten, et cetera. Het werkkapitaal zorgt ervoor dat de dagelijkse werking van jouw gebouw gegarandeerd is.
Reservekapitaal: Dit fonds is bedoeld voor onverwachte of grote uitgaven die niet regelmatig voorkomen. Bijvoorbeeld de vervangingen van een verwarmingssysteem, het herstellen van een defecte lift, dakreparaties, enzovoort. Het reservekapitaal fungeert als een financiële buffer voor ingrijpende renovaties of herstellingen. Dit is het spaarvarkentje van de VME.
Afzonderlijke rekeningen
Om een duidelijk overzicht te bewaren, moeten werkkapitaal en reservekapitaal op aparte rekeningen staan, die beiden op naam van de VME staan. Zo weet je te allen tijde hoeveel er in de portemonnee zit en hoeveel in de spaarpot.
Verplichtingen en termijnen voor reservekapitaal
Elke VME is wettelijk verplicht om een reservekapitaal aan te leggen. Bij een nieuwbouw heeft de VME tot 5 jaar tijd na de voorlopige oplevering van de gemeenschappelijke delen om het reservekapitaal op te richten.
Hoe omvangrijk moet je reservekapitaal zijn?
De jaarlijkse bijdrage aan het reservekapitaal moet minstens 5% van de totale gewone gemeenschappelijke lasten van het voorgaande boekjaar bedragen. De AV zal zich moeten uitspreken over de grootte van de bijdrage. De bijdrage is verplicht en moet altijd goedgekeurd worden door de AV.
Uitzonderingen en ‘opt-out’ mogelijkheden
De wet biedt een opt-out mogelijkheid. Als de algemene vergadering met een meerderheid van vier vijfde beslist om geen reservekapitaal aan te leggen, kan dit.